Categorieën
Traditie

Priesters in het Nieuwe Testament

Home » Traditie » Priesters in het Nieuwe Testament

Hebben we tegenwoordig priesters nodig? Dat is de vraag die gelovigen in sommige kerkgemeenschappen stellen. Het priesterschap uit het Oude Testament zou door het overlijden en de opstanding van Jezus volgens hen immers opgeheven zijn. Het Nieuwe Testament zou ons daarom leren dat er geen priesters meer zijn. Waarom zijn er dan nog priesters binnen de Orthodoxe Kerk? Klopt die stelling wel?

Om een goed antwoord te geven op bovenstaande vraag, is het belangrijk om kort in te gaan op het priesterschap uit het Oude Testament.

Het Levitisch priesterschap

Het Hebreeuwse woord voor priester is “kohen” (in het Syrisch: ܟܗܢܐ, kohno). De exacte herkomst van dit woord is niet duidelijk, maar wat we wel zien in de Bijbel is dat de priester een bemiddelaar was tussen God en de mensen. Priesters in het Oude Testament offerden onder meer dieren voor God namens de Joodse bevolking, in de hoop dat ze zich zouden verzoenen met God.

Vóór de tijd van Mozes, werd het priesterschap doorgegeven van vader op zoon. Adam, als eerste mens, was dan ook de eerste priester die het priesterschap doorgaf aan zijn zoon. Nadat de joden een gouden kalf begonnen te aanbidden, bepaalde de wet van Mozes daarna dat priesters afstammelingen moesten zijn van Aäron. Na de dood van Aäron, zonderde God de stam Levi af om de ark van het verbond te dragen, om voor het aangezicht van God te staan om Hem te dienen. Aäron zelf was een afstammeling van Levi. Daarmee werd het priesterschap voorbehouden aan de Levieten. Om die reden staat dit priesterschap ook wel bekend als het Levitisch priesterschap. De hoogste priester was de hogepriester. Hij mocht één keer per jaar het heilige der heiligen betreden.

De betekenis van het woord “ouderling”

In het Nieuwe Testament lezen we op meerdere plaatsen dat er diakenen, priesters en bisschoppen werden gewijd. In het artikel Het priesterschap bespreken we dit mysterie uitvoerig. De Bijbel noemt dus drie rangen, namelijk: de diaken (ܡܫܡܫܢܐmšamšono), de priester (ܩܫܝܫܐqašišo) en de bisschop (ܐܦܣܩܘܦܐefisqufo). Dit zijn eveneens de rangen en bewoordingen die ook binnen de kerk worden gebruikt.

Het woord priester is via het Latijnse presbyter afgeleid uit het Griekse presbyteros en betekent letterlijk “oude” of “ouderling”. De Syrische vertaling van het woord priester is ܩܫܝܫܐqašišo), wat eveneens ouderling betekent.

Moderne Bijbelvertalingen gebruiken veelal de letterlijke vertaling “ouderlingen” om priesters aan te duiden, in plaats van het woord “priesters”. Hoewel sommige protestantse gemeenschappen weliswaar erkennen dat het Nieuwe Testament ons leert dat er diakenen, “ouderlingen” en bisschoppen horen te zijn, ontkennen zij dat er nog priesters zijn. Van belang is echter om te begrijpen dat het Nieuwe Testament het woord presbyteros breed gebruikt. Het woord hoeft namelijk niet persé te wijzen op iemand die al op leeftijd is.

Het Nieuwe Testament maakt namelijk duidelijk dat het woord ook wijst op het priesterlijke ambt (zie bijvoorbeeld 1 Timotheüs 3:1). In de Syrische Peshitta wordt dit ambt beschreven als “ܩܫܝܫܘܬܐ, qašišutho”, oftewel het priesterschap. Als een “ouderling” gebonden is aan leeftijd en dus slechts een oud persoon is, waarom wordt er in de brief aan Timotheüs dan gesproken over een ambt?

Niet iedereen kon zich zomaar “ouderling” of priester noemen. Zo werden er strenge eisen gesteld aan de aanstelling van priesters (Titus 1:5-6).

Hiereus en presbyteros

Een taalkundige relatie tussen het woord “priester” en “ouderling” is volgens sommige stromingen niet voldoende om te kunnen spreken over een priesterschap in het Nieuwe Testament. Ze ondersteunen dit standpunt door te stellen dat presbyteros “slechts” ouderling betekent en dat het Griekse woord voor priester “hiereus” is. Binnen de Kerk zou een ouderling nooit hiereus zijn genoemd, omdat dat slechts voorbehouden zou zijn voor de Levieten. Als dat zo is, wat is dan precies de rol van een priester? En als een ouderling geen priester is, wat is een priester dan wel?

De 24 oudsten

In de Openbaring van Johannes (Openbaring 4:4) lezen we dat Johannes rondom Gods troon 24 andere tronen zag staan. Op die 24 tronen zag hij 24 ouderlingen, bekleed met witte kleren en met gouden kronen op hun hoofd. Verderop in Openbaring 5:8 zien we dat de 24 ouderlingen elk een citer en gouden schalen vol reukwerk hadden en deze als priester aanboden voor het hemelse Altaar. Het woord voor ouderling dat we hier in het Grieks terugvinden is wederom presbyteros (in het Syrisch qašišo).

Bijzonder hieraan is dat het aantal van 24 exact overeenkomt met de indeling van het priesterschap in het Oude Testament. In 1 Kronieken 24 zien we namelijk de indeling van het Levitisch priesterschap in 24 divisies. Wanneer deze 24 qašiše of ouderlingen gekleed zijn in priesterlijke gewaden en wierrook aanbieden voor een altaar en we het aantal van 24 terug zien in de 24 priesterlijke divisies van Aäron, dan is het logisch te concluderen dat een “ouderling” in de context van het Nieuwe Testament een priester betreft.

Het einde van het priesterschap?

De Levitische priesters traden op als bemiddelaar tussen God en de mensen en brachten offers voor God. Een hiereus zou deze rol vervullen, maar een presbyteros niet. Sommige kerkgemeenschappen menen namelijk dat er een einde is gekomen aan het priesterschap. Jezus heeft zichzelf geofferd door te sterven aan het kruis, dus zouden wij God nu rechtstreeks kunnen benaderen zonder tussenkomst van een menselijk bemiddelaar. Vaak verwijzen protestanten in dit kader naar Hebreeën, waarin Paulus de apostel schrijft dat Jezus Christus onze Hogepriester is.

De stelling dat er een einde zou zijn gekomen aan het priesterschap is echter onjuist. In Hebreeën 7 lezen wij namelijk dat er geen einde is gekomen aan het priesterschap, maar dat deze is veranderd:

“Had het Levitische priesterschap – dat de basis vormde voor de wet die het volk ontving – de volmaaktheid gebracht, dan was het niet meer nodig geweest te zeggen dat er een andere priester zou worden aangesteld, een priester zoals Melchizedek, en niet zoals Aäron. Maar wanneer het priesterschap verandert, verandert onherroepelijk ook de wet.”

Hebreeën 7:11-12
Het priesterschap van Christus

Zoals gezegd heeft Jezus geen einde gemaakt aan het priesterschap, maar heeft Hij deze verandert in een beter, volmaakt en eeuwigdurend priesterschap, naar de orde van Melchizedek. Genesis 14:18-24 vertelt ons dat Melchizedek een priester was van God de Allerhoogste. Bij zijn bezoek aan Abraham bracht hij brood en wijn mee. De apostel Paulus schrijft over Melchizedek dat hij zonder vader of moeder was, zonder stamboom, hij geen begin of einde kent, maar aan de Zoon van God gelijk is gemaakt. Het is dan ook niet vreemd dat Melchizedek, als Christusfiguur, brood en wijn meebracht als een beter offer dan een brandoffer. De heilige St. Jakob heeft dit mooi verwoord in een van zijn mimre.

ܒܠܰܚܡܳܐ ܘܚܰܡܪܳܐ ܥܰܠ ܡܰܠܩܺܝܙܕܶܩ ܟܽܘܡܪܳܐ ܪܰܒܳܐ: ܠܰܡܫܰܡܳܫܽܘ ܩܕܳܡ ܐܰ ܠܳܗܳܐ ܐ̱ܪܳܙܳܢܳܐܺܝܬ܀

ܒܗܳܢܳܐ ܕܶܒܚܳܐ ܕܠܳܐ ܙܰܗܡܽܘܬܳܐ ܘܠܳܐ ܬܶܢܳܢܳܐ: ܒܶܗ ܡܟܰܗܶܢ ܗ̱ܘܳܐ ܕܰܢܨܽܘܪ ܛܽܘܦܣܳܐ ܕܰܥܬܺܝ̈ܕܳܬܳܐ܀

ܗܳܢܳܐ ܕܰܗܘܳܐ ܟܽܘܡܪܳܐ ܠܥܳܠܰܡ ܒܰܓܡܺܝܪܽܘܬܶܗ: ܡܶܢ ܟܽܠ ܕܶܒܚܺܝ̈ܢ ܠܰܚܡܳܐ ܘܚܰܡܪܳܐ ܓܒܳܐ ܕܰܢܩܰܪܶܒ܀

ܩܰܕܶܡ ܝܕܰܥ ܐܰܝܟ ܪܽܘܚܳܢܳܐ ܕܰܠܟܽܠ ܕܳܐܶܢ: ܕܶܐܠܳܐ ܒܗܳܢܳܐ ܠܳܐ ܡܶܬܚܰܣܶܐ ܥܳܠܡܳܐ ܟܽܠܶܗ܀

ܟܰܕ ܐܺܝܬ ܗ̱ܘܳܐ ܠܶܗ ܚܰܘܪܳܐ ܘܛܽܘܦ̈ܣܶܐ ܕܢܽܘܚ ܘܰܕܗܳܒܺܝܠ: ܠܳܐ ܨܒܳܐ ܕܢܰܝܬܶܐ ܕܡܳܐ ܕܚܰܝ̈ܘܳܬܳܐ ܨܶܝܕ ܐܰܠܳܗܳܐ܀

ܪܽܘܚܳܢܳܐܺܝܬ ܕܳܠ ܗ̱ܘܳܐ ܙܰܘܥܳܐ ܒܢܰܦܫܶܗ ܘܰܐܪܓܶܫ: ܕܠܰܚܡܳܐ ܘܚܰܡܪܳܐ ܚܳܫܰܚ ܒܰܠܚܽܘܕ ܠܰܡܩܰܪܳܒܽܘ܀

ܒܗܳܠܶܝܢ ܐ̱ܪ̈ܳܙܶܐ ܕܰܒܗܽܘܢ ܩܳܝܡܳܐ ܥܺܕܬܳܐ ܝܰܘܡܳܢ: ܒܗܽܘܢ ܡܰܠܟܺܝܙܕܶܩ ܡܶܬܚܰܫܰܚ ܗ̱ܘܳܐ ܗܳܐ ܡܶܢ ܗܳܝܕܶܝܢ܀

“Met brood en wijn trad Melchizedek, de hogepriester, binnen om op mystieke wijze voor God te dienen.

Met dit offer, waarin noch stank noch rook is, diende hij als priester, opdat hij een type zou uitbeelden van toekomstige zaken.

Hij die in zijn vervulling eeuwigdurende priester was geworden, verkoos boven alle offers brood en wijn te offeren.

Als een spiritueel mens die over alle dingen oordeelt, wist hij van tevoren dat de hele wereld niet wordt vergeven, behalve door dit Offer.

Terwijl hij het aanzien en het voorbeeld van Noach en Abel had, wilde hij het bloed van dieren niet tot God brengen.

Geestelijk geroerd en bewogen in zijn ziel, hij begreep dat alleen brood en wijn passend waren om te offeren.

Deze Mysteries, waar de Kerk vandaag de dag op bestaat, heeft Melchizedek van oudsher toegepast.”

Mimro van St. Jacob
Paulus is priester

We zien ook dat de apostel Paulus zich priester noemde binnen dit nieuwe priesterschap van Jezus:

“Maar ik heb u ten dele op nogal gedurfde toon geschreven, broeders, als om u hieraan te herinneren, vanwege de genade die mij door God gegeven is, om een dienaar van Jezus Christus te zijn voor de heidenen, door het Evangelie van God als een priester te dienen, opdat het offer van de heidenen welgevallig zou zijn aan God, geheiligd door de Heilige Geest.”

Romeinen 15:15-16

Sommige gemeenschappen geven aan dat Paulus hier niet expliciet zegt dat hij een priester is, maar dat hij slechts dient als een priester. Hoe kun je echter als een priester dienen als je zelf geen priester bent? Waarom ziet Paulus zich als priester? Wij lezen namelijk in Exodus 28:1 en 28:2-3 dat God opdracht geeft om priesterlijke kleding te maken zodat Aaron als priester kan dienen. Was Aaron priester, of diende hij alleen als priester? Het dienen als priester, betekent dat iemand het priesterschap uitvoert.

De Orthodoxe Kerk heeft vanaf de begintijden van de Kerk met haar priesters dit priesterschap van Christus altijd bewaard. Onder de eerste christenen was er dan ook helemaal geen twijfel over dit nieuwe en verbeterde priesterschap. De twee vragen die dan logischerwijs volgen zijn:

  1. Dragen “ouderlingen” of priesters offers op voor God?
  2. Treden “ouderlingen” of priesters op als bemiddelaars tussen God en de mensen?;
De Eucharistie als offergave

De vroege Kerk was unaniem van mening dat de Eucharistie een offergave is. Het woord Eucharistie is afkomstig uit het Grieks en betekent letterlijk “dankzegging”. De Eucharistie is ingesteld door Jezus zelf en gaat terug tot het Bijbelse moment genoemd in Mattheus 26, waar Jezus de avond voor Zijn lijden een avondmaal hield samen met Zijn twaalf apostelen (zie ook Markus 14: 22-24 en Lukas 22: 19-20).

“En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, want dit is Mijn bloed, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”

Mattheus 26: 26-28

De Didache, of Leer van de twaalf apostelen, is een werk uit de tweede helft van de eerste eeuw. Het wordt beschouwd als de vroegste apostolische instructies op het gebied van ethiek, liturgie en canoniek recht. In de Didache lezen wij het volgende over de Eucharistie:

“Kom samen op de dag van de Heer, breek het brood en breng dank, na uw zonden beleden te hebben, zodat uw offer zuiver zal zijn.”

Didache, 14:1

Het offer waar hier men hierop doelt, betreft de offergaven van brood en wijn. De gelovigen brachten deze naar de kerk, waarna de diaken ze in ontvangst nam en naar de altaarruimte bracht. Tijdens de liturgie verandert brood en wijn in het Lichaam en Bloed van Jezus. Aan het kruis bracht Jezus een bloedig offer, maar in de Eucharistie brengt Hij een onzichtbaar en onbloedig offer.

De priesters als bemiddelaars

Vaak verwijst men naar 1 Timotheüs 2:5, waarin staat dat er maar één bemiddelaar is tussen God en de mensen, namelijk Jezus Christus. Priesters zouden daarom geen bemiddelaars kunnen zijn.

Deze Bijbelvers wordt alleen vaak verkeerd geïnterpreteerd. Jezus is de enige bemiddelaar in de context van de Goddelijke verlossing. Dit staat alleen niet in de weg dat er ook een gewijd priesterschap kan zijn met een liturgische functie. Dit blijkt onder meer uit het volgende:

  • Jezus zond de twaalf apostelen uit en gaf hen kracht en macht over alle demonen en om zieken te genezen (Lukas 9:1-2);
  • Jezus stelde daarna nog 70 anderen aan (Lukas 10:1);
  • De apostelen ontvingen de autoriteit om te dopen (Mattheus 28:19-20);
  • De apostelen kregen ook de macht om zonden te vergeven (Johannes 20:21-23);
  • Daarnaast was het aan de apostelen om anderen te mogen wijden (Handelingen 6:3-6);
  • Als er iemand ziek was, moesten de “ouderlingen” worden geroepen om ze te zalven (Jakobus 5:13-16).

Als er maar één bemiddelaar is, waarom kreeg niet iedereen dan de macht om deze functies te vervullen? De bemiddeling van priesters moet gezien worden in een andere context dan 1 Timotheüs 2:5.

Wij zijn allemaal priesters

Vaak verwijst men ook naar de brief van Petrus, waar hij alle christenen een “koninklijk priesterschap” noemt (“U bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk” 1 Petrus 2:9). Dit is een geestelijk priesterschap waar wij allen aan deelnemen, waardoor het gewijd priesterschap overbodig zou zijn.

Inderdaad, iedereen die gedoopt is en Christus heeft aanvaard in zijn leven, behoort tot het koninklijk priesterschap waar Petrus over schrijft. Nergens blijkt alleen dat een gewijd priesterschap hiermee is uitgesloten. Opvallend is namelijk dat we een soortgelijke tekst ook terug lezen in Exodus 19:6, waarbij God alle Joden een koninkrijk van priesters noemde.

“U zult dan voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn”

Exodus 19:6

Deze vers laat zien dat ook ten tijde van Mozes alle Joden koninklijke priesters waren. Toch was er ook sprake van een apart Levitisch priesterschap, waarbij de priester specifieke bevoegdheden hadden.

Koninkrijk van priesters sluit gewijd priesterschap niet uit

In het Nieuwe Testament zien we dat apostelen en ouderlingen eveneens specifieke bevoegdheden kregen. We kunnen ons daarom het volgende afvragen:

  • Als alle Joden koninklijke priesters zijn, waarom was er dan nog een Levitisch priesterschap nodig?;
  • Zoals gezegd ontvingen de apostelen volgens Johannes 20:21-23 de macht om zonden te vergeven. Als wij allemaal priesters zijn, waarom kregen alleen de apostelen die macht?;
  • Handelingen 6:5-6 laat zien dat de apostelen diaken uitkozen middels handoplegging. Waarom waren die diakenen nodig, als alle christenen priesters zijn en waarom maakten de apostelen gebruik van een handoplegging?;
  • De verzen 1 Timotheüs 3:8-14 en Titus 1:7-9 beschrijven de eisen waar een diaken en bisschop aan moesten voldoen. Waarom werden er zulke eisen gesteld als wij allemaal priesters zijn?;
  • In Mattheus 18:18 geeft Jezus de apostelen de macht om te binden en te ontbinden. Waarom heeft Jezus die macht niet aan alle christenen gegeven als wij allemaal priesters zijn?;
  • In Handelingen 10 staat dat de hoofdman Cornelius de opdracht kreeg van God om iemand naar Joppe te sturen om Petrus te vinden, zodat Petrus Cornelius kon dopen. Waarom werd Petrus helemaal uit Joppe gehaald om Cornelius te dopen? Waarom doopten de andere christenen Cornelius niet?;
  • In de brief van Jakobus lezen wij in 5:13-17 dat als iemand ziek is, zij de “ouderlingen” (priesters) moesten roepen om hen te zalven (Jakobus 5:13-17. Waarom moesten specifiek de ouderlingen komen om de zieken te zalven en niet een willekeurige christen als wij allemaal priesters zijn?

Zoals we wel vaker zien in de Bijbel, is het Nieuwe Testament verborgen in het Oude Testament en is het Oude Testament geopenbaard in het Nieuwe Testament. Zoals ook in het Oude Testament alle Joden koninklijke priesters waren en er daarnaast een Levitisch priesterschap bestond, zo nemen alle christenen deel aan het koninklijk priesterschap van Christus en bestaat er daarnaast ook een gewijd priesterschap. Alle christenen bieden spirituele offers aan in de vorm van lof, zang en gebeden. Dat betekent alleen niet dat bepaalde geestelijke handelingen niet voorbehouden kunnen zijn aan priesters.