“Waarom moeten wij qurbone geven voor onze overledenen?”. “Kunnen de qurbone werkelijk onze overledenen helpen?” zijn vragen die de gelovige gemeenschap tegenwoordig stelt. Voor wij deze vragen kunnen beantwoorden, is het belangrijk om eerst te begrijpen wat qurbone precies zijn en hoe zij de staat van de overledenen kunnen begunstigen.
Wat zijn qurbone?
Tegenwoordig denken de meeste mensen dat de qurbone aalmoezen (gher/zedqotho) zijn. Hoewel dit slechts voor een klein deel klopt, is er toch een wezenlijk verschil tussen deze twee. Het woord “qurbono” (in het Syrisch: ܩܽܘܪܒܳܢܳܐ) komt van de stam ‘qareb’ ‘(toe)naderen’ en betekent ‘iets dat nader gebracht wordt (bijv. voor God)’ oftewel een offer(gave)/aanbieding. Het woord impliceert dus een daad die men uit onvoorwaardelijke liefde verricht, waarbij de persoon iets van zichzelf geeft aan de ander. Daarbij is het doel om de ander, die normaal gesproken moeilijk of onmogelijk te benaderen is, toe te naderen.
Ons grootste en belangrijkste voorbeeld hierin is het offer wat Christus heeft gebracht. Zo zegt Christus zelf: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” (Johannes 3:16) en schrijft de Apostel Paulus: “Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen.” (Efeziërs 2:13).
Waar komen de qurbone vandaan?
Na de zondeval werd de mens uit het paradijs geplaatst en werd het voor hem onmogelijk om weer bij God te komen. De aartsvaders en later de priesters, leerden van God hoe zij door offers aan te bieden, hun zonden vergeven werden en zij verzoend werden met God. Deze offers waren echter niet volmaakt en moesten zij deze ieder jaar weer opnieuw aanbieden. Christus zelf, die God is, heeft Zijn woonplaats in de hemel verlaten en is tot ons mensen genaderd. Hijzelf werd het levende en volmaakte Offer dat onze zonden vergeeft en ons weer bij God brengt. Om deze reden noemen wij de Goddelijke Liturgie ook wel Qurobo Alohoyo ‘Goddelijke toenadering’ of Qurbono ‘Offer’. Dit is namelijk de viering van Zijn heilswerk op aarde voor onze verlossing.
Tijdens de Goddelijke Liturgie herdenken wij hoe Christus zelf het brood nam, brak en aan de Apostelen gaf, en hierover zei: “Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis.” (Lukas 22:19). Christus leert ons dus dat wanneer wij Zijn heilswerk op aarde willen herinneren en vieren, wij dit moeten doen door brood en wijn te offeren en niet de brand- of bloedoffers zoals de Joden die in het Oude Testament aanboden. De offergaven van brood en wijn worden op Mysterieuze wijze Zijn Lichaam en Bloed en is het enige offer dat ons kan verzoenen met God.
Wat merken de overledenen van de aangeboden qurbone?
Qurbono is een van de benamingen die men gebruikt voor het Eucharistisch brood. Dit zien wij terug in de volgende hymne:
ܩܽܘܪ̈ܒܳܢܶܐ ܩܰܪܶܒܽܘܢ ܠܺܝ ܐܳܡܪܳܐ ܢܰܦܫܳܐ. ܕܠܳܐ ܐܺܝܬ ܡܶܕܶܡ ܕܡܰܘܬܰܪ ܠܺܝ ܐܰܝܟ ܦܰܓܪܶܗ ܕܡܳܪܝܳܐ. ܠܳܐ ܡܰܘܬܰܪ ܠܺܝ ܒܶܟܝܳܐ ܘܬܶܢܚ̈ܳܬܳܐ. ܐܰܝܟ ܕܡܰܘܬܰܪ ܠܺܝ ܦܰܓܪܶܗ ܕܰܡܫܺܝܚܳܐ. ܘܡܳܐ ܕܩܳܝܡܺܝܬܽܘܢ ܒܰܨܠܽܘܬܳܐ ܟܳܗܢ̈ܶܐ ܨܰܠܰܘ ܥܠܰܝ. ܕܳܐܙܳܠ̱ܐ ܐ̱ܢܳܐ ܘܡܶܬܩܰܒܠܳܐ ܐ̱ܢܳܐ ܩܕܳܡ ܡܳܪܳܐ ܕܥܳܠܡ̈ܶܐ ܗ̄ ܩܕܳܡ ܒܺܐܡ ܕܰܡܫܺܝܚܳܐ܀
“Bied offergaven voor mij aan, zei de ziel, want er is niets dat voor mij nuttiger is dan het Lichaam van de Heer. Gehuil en gejammer baten mij niet zoals het Lichaam van Christus mij ten goede komt. Wanneer jullie in gebed staan, o priesters, bid dan voor mij, opdat ik heen zou gaan om ontvangen te worden door de Heer van de werelden, Halleluja, voor de troon van Christus.”
Uit de bovenstaande hymne leren wij dat de offergaven, die we moeten aanbieden, het Lichaam zijn van Christus. We zien ook dat de ziel van de overledene van priesters verlangt om voor haar te bidden. Dit doet de priester niet alleen tijdens de voorbereidingen van de Goddelijke Liturgie, maar ook tijdens de Goddelijke Liturgie zelf. Een specifiek voorbeeld is tijdens de diptieken, het deel dat komt nadat het Eucharistisch brood daadwerkelijk het Lichaam is geworden. In dit deel worden alle levenden en overledenen herdacht waarbij de priester hun namen tekent en zij daardoor deelgenoot worden van Zijn Lichaam.
Dit laatste beantwoordt ook meteen de vraag wat voor nut de offergaven voor de overledenen hebben. Door deze offergaven worden zij namelijk deelgenoot van het Lichaam van Christus. Samen met Hem bieden wij deze als een welgevallig en heilig offer aan.
Wie biedt offergaven aan en wanneer?
In de volgende hymne, die iedere zondag (en woensdag) wordt gezongen, wordt duidelijk wie deze offergaven moeten aanbieden:
ܛܽܘܒ ܠܰܐܝܢܳܐ ܕܥܳܒܕܺܝܢ ܗܳܪܟܳܐ. ܚܰܝ̈ܶܐ ܚܠܳܦܰܘܗ̱ܝ ܩܽܘܪ̈ܒܳܢܶܐ. ܕܰܠܥܶܠ ܒܰܫܡܰܝܳܐ. ܕܽܘܟܪܳܢܶܗ ܡܶܬܪܫܶܡ. ܘܶܐܢ ܡܽܘܫܶܐ ܫܡܳܗ̈ܶܐ ܕܫܰܒ̈ܛܶܐ ܒܠܽܘ̈ܚܶܐ ܕܟܺܐܦܳܐ ܪܫܰܡ. ܕܰܠܕܽܘܟܪܳܢܳܐ ܐܰܡܺܝܢܳܐ ܩܕܳܡ ܡܳܪܝܳܐ ܢܶܥܠܽܘܢ. ܒܰܦܪܺܝܤܬܳܐ ܡܰܠܝܰܬ ܚܰܝ̈ܶܐ. ܪܫܽܘܡܘ ܫܡܳܗ̈ܶܐ ܕܥܰܢܺܝܕܰܝ̈ܟܽܘܢ. ܕܗܳܪܟܳܐ ܒܥܺܕܬܳܐ ܢܶܬܕܰܟܪܽܘܢ. ܠܥܶܠ ܒܰܫܡܰܝܳܐ ܢܶܬܟܰܬܒܽܘܢ. ܘܡܳܐ ܕܳܐܬܶܐ ܡܫܺܝܚܳܐ܆ ܥܰܡܶܗ ܢܶܬܒܰܤܡܽܘܢ܀
“Gelukzalig is degene voor wie de levenden hier namens hem offergaven brengen, want zijn herdenking wordt boven in de hemel getekend. Als Mozes de namen van de stammen op stenen tafelen heeft gegraveerd, opdat zij voor het aangezicht van de Heer zouden ingaan tot een eeuwige gedachtenis, teken dan ook de namen van jullie overledenen op het Eucharistisch brood, vol van leven, opdat wanneer zij hier in de kerk herdacht worden, zij boven in de hemel geschreven zullen worden. En wanneer Christus in heerlijkheid komt, zullen zij met Hem genieten.”
Het zijn dus de erfgenamen die de offergaven namens hun overledenen moeten aanbieden. Ook Mor Ya’qub da-Srug merkte in zijn tijd al dat de gemeenschap de goede traditie van het aanbieden van het Eucharistisch brood aan de kerk hadden nagelaten. Hierover schrijft hij een metrische hymne (mimro), waarbij hij de gemeenschap vermaant om deze offergaven, die hij het offer van de ziel noemt, aan te bieden als een daad van liefde.
Wanneer dit gebeurt wordt duidelijk in de hymne die hierna gezegd wordt:
ܒܩܽܘܪ̈ܒ݁ܳܢܶܐ ܘܒܰܨܠܰܘ̈ܳܬ݂ܳܐ ܢܶܬܕܟ݂ܰܪ ܐܶܢܽܘܢ ܠܰܐܒܳܗܰܝ̈ܢ܆ ܕܡܰܠܦܺܝܢ ܗܘܰܘ ܠܰܢ ܟܰܕ ܚܰܝܺܝ̈ܢ܆ ܕܢܶܗܘܶܐ ܒܢܰܝ̈ܳܐ ܠܰܐܠܳܗܳܐ܆ ܒܗܳܢ ܥܳܠܡܳܐ ܕܥܳܒܰܪ܆ ܒܪܳܐ ܕܰܐܠܳܗܳܐ ܢܢܺܝܚ ܐܶܢܽܘܢ܆ ܒܗܳܝ ܡܰܠܟܽܘܬܳܐ ܕܰܫܡܰܝܳܐ܆ ܥܰܡ ܟܺܐܢ̈ܶܐ ܘܥܰܡ ܙܰܕ̈ܺܝܩܶܐ܆ ܒܥܳܠܡܳܐ ܕܠܳܐ ܥܳܒܰܪ܀
“Met offergaven en gebeden gedenken wij onze ouders, die ons tijdens hun leven geleerd hebben om kinderen van God te zijn in deze wereld die voorbijgaat. Zoon van God, schenk hen rust in het Koninkrijk van de hemel, samen met de rechtvaardigen en gerechten, in de wereld die niet voorbijgaat.”
Na deze hymne gaat de priester namelijk het altaar op met de offergaven en bereid hij deze voor op de Goddelijke Liturgie. Hierbij tekent hij de namen van de zieken, boetvaardigen, overledenen en van iedereen die hij wil op de Eucharistische gaven. In sommige kerken zien we nog steeds het gebruik dat de wierookdrager rondgaat door de kerk en de mensen bewierookt, terwijl de mensen hun gebeden alsook offergaven opdragen aan hem en hij ze meeneemt naar het verzoeningsplaats (ܒܶܝܬ ܚܽܘܣܳܝܳܐ), zoals Mor Ya’qub dat benoemt.
Wat is de relatie tussen het Eucharistisch brood en aalmoezen?
Nu kunnen wij onszelf wel voorstellen, dat wanneer er meerdere personen binnen de gemeenschap broden aanbieden aan de kerk, niet al deze broden ook daadwerkelijk het Eucharistisch brood werden. Daarvoor heb je immers niet alles nodig. Het overgrote deel van de broden en andere offergaven, zoals wijn, was om de gemeenschap te onderhouden. In Handelingen 2:42-46 lezen wij eigenlijk een gelijke gebeurtenis. Zo kwam de gemeenschap bijeen om het brood – ‘ܐܶܘܟܰܪܺܣܛܺܝܰܐ’ in vers 42 en ‘ܦܪܺܝܤܬܳܐ’ in vers 46 – te breken. Iedereen bracht wat van zijn land, iets waarvoor hij hard had gewerkt, voor de opbouw en onderhoud van de gemeenschap. Hierdoor krijgen de qurbone, naast hun liturgische functie, ook een maatschappelijke functie. De offergaven die men bracht namens de overledene(n), gaf men voor de opbouw van de armen en behoeftigen. Dit zorgde ervoor dat deze mensen voor de overledenen zouden bidden.
In de loop der eeuwen en door de omschakeling van een agrarische naar een industriële cultuur verdween hiermee ook de omstandigheid dat de gemeenschap nog langer deze offergaven ging aanbieden. Het maken van de Eucharistische broden bleef daarbij toebedeeld aan een beperkt aantal personen, zoals de geestelijken. De offergaven, die het Lichaam van Christus werden, moeten men namelijk op een waardige wijze (d.i. in lichamelijke en geestelijke toewijding van vasten en gebed) maken en aanbieden. In plaats daarvan bood de gelovige gemeenschap de ingrediënten aan die nodig waren voor het maken van het eucharistisch brood. Ook gaven zij ‘gewoon’ brood waar de priester zijn zegen over gaf. Daarnaast gaven zij andere materiële giften aan de kerk of aan de armen.
Tegenwoordig horen wij de bovenstaande hymne (“Met offergaven en gebeden…”) terugkomen voor de preek. De dienaar brengt de offergaven naar de priester die ze als een “burktho” (of informeel “bruktho”) zegent. Ook gaat de aalmoezenbak rond door de kerk, waarin iedereen zijn giften doneert.
Conclusie
Zoals de heilige Apostel Petrus ons schrijft, zijn wij een heilig en koninklijk priesterschap om geestelijke offers te brengen (1 Petrus 2:5, 9). Dit doen wij doordat wij (een deel van) de vruchten van ons werk op aarde aanbieden aan God. Dit doen wij als dank voor Zijn genade en tot opbouw van de gemeenschap. Hierdoor imiteren wij het offer dat Christus bracht. De opbrengst gebruiken wij namelijk niet alleen voor onszelf, maar iets van onszelf offeren wij voor de ander. Het belangrijkste en beste offer wat wij kunnen aanbieden, is echter het Eucharistisch brood. Hierdoor worden wij en onze overledenen deelgenoten van Zijn Lichaam en wordt het als een aangenaam offer aangeboden aan God. Deze offergaven worden vervolgens weer aan ons teruggegeven als het Lichaam en Bloed die het eeuwige leven geeft.