Apostolische brief 2010

Heilig een vasten; roep een bijzondere samenkomst bijeen

Joel 1:14

Wij schenken onze apostolische zegen en groeten aan onze broeders, Zijne Zaligheid Mor Baselius Thomas I, Katholikos van India, en Hunne Eminenties de Metropolieten; onze geestelijke kinderen de eerbiedwaardige priesters, monniken, nonnen, diakenen en diakonessen, en onze gezegende Syrisch-orthodoxe gemeenschap over de gehele wereld. Moge de goddelijke zorg ons allen behelzen op voorspraak van de Maagd Maria, de Moeder Gods, en St. Petrus, het hoofd der apostelen, en de rest van de Martelaren en Heiligen. Amen.

Wij vertrouwen erop dat u allen gezond bent en wij schenken u onze apostolische zegen en onze welwillende gebeden wanneer wij zeggen:

Zie, het is tijd voor de Veertigdaagse vasten. Dit is een gouden gelegenheid aangeboden door onze heilige moederkerk; een tijd waarin wij onze zielen kunnen bespieden. Het is een tijd om ondeugd te vermijden en om ons vast te klampen aan deugd. Het is een tijd om in berouw terug te keren tot God: “In de tijd van het welbehagen heb Ik U verhoord, en op de dag van het heil heb Ik U geholpen” (2 Kor. 6:2). Zoals een adelaar zijn jongen leert om hoog in de lucht te vliegen, zo leert de heilige Kerk de gelovigen om te zweven in de geestelijke hemelen. De heilige Kerk geeft hen de genade om van de aarde en van de dingen die hen naar beneden trekken te ontsnappen. De Kerk heeft tot doel de problemen van het geestelijk leven te overwinnen, opdat gelovigen groeien in het leven van deugdzaamheid naar de top van evangelische perfectie door de nederige lichamelijke verlangens te onderdrukken: “Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven” (Joh. 6:27). Tijdens het vasten, onthouden de gelovigen zich voor een bepaalde tijd van voedsel; waarna zij vrijwillig licht verteerbaar eten nuttigen. Zo kloppen hun harten vurig vol heiligheid en zij groeien van macht naar macht door het lichaam te onderwerpen aan de Geest. “Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen.” (Gal. 5:17) zoals de apostel Paulus dit ons voorschrijft. Door middel van het vasten, zijn de gelovigen in staat om lichamelijke verleidingen te vermijden, en kunnen zij de goede daden verrichten welke zij wensen te verrichten.

Ja, het vasten komt van God: Hij beval het aan Adam als een eerste gebod. Toen Adam dit gebod overtrad, viel hij in de zonde en verdiende hij de dood. Adam, die zo dicht bij God stond; niet alleen distantieerde hij zich van God, hij verstopte zich zelfs voor Gods heilige gezicht en kon Hem niet meer aanschouwen, (Gen. 3:8) omdat hij ongehoorzaam aan Gods goddelijke geboden was geweest en het vasten niet volhield. Om God te welbehagen, vastten de voorvaderen en profeten op verschillende manieren. God beval Mozes, vóór het bereiken van de berg Sinaï, om zichzelf te heiligen door te vasten om alzo zijn volk te heiligen en om zo de 10 geboden te mogen ontvangen (Ex. 19:1-25). Mozes vastte veertig dagen en veertig nachten (Ex. 34:28). Hij zag genade in Gods ogen en hij was waardig om Zijn glorie te aanschouwen (Ex. 33:13, 18); hij bracht het volk de wet.

De profeet Elia vastte veertig dagen en veertig nachten (1 Kon 19:18): hij zegevierde over de heidense priesters en trok het volk naar de wet; derhalve verdiende hij het om opgenomen te worden in de hemel in een strijdwagen van vuur.

De profeet Daniël vastte drie weken waarbij hij zich onthield van vlees en wijn (Dan. 10:2). Hij hield het voor mogelijk om de kaken van de leeuwen op elkaar te houden en zo bleef hij ongedeerd. Het volk van Nineve vastte tezamen met hun kinderen en vee (Jona 3:7). De Heer aanvaardde hun berouw en hun stad werd gered van de ondergang.

De voorvaderen en de goede profeten praktiseerden de deugd van het vasten als een manier om God te behagen en om zonden te voorkomen, vooral tijdens moeilijke tijden en verleidingen.

Onze Heer Jezus Christus leerde ons hoe wij moeten vasten; Hij vastte voor ons veertig dagen en veertig nachten, en wanneer Hij honger kreeg (Mat. 4:2) werd Hij op de proef gesteld door Satan. Hij versloeg Satan en gaf ons het geheim van de overwinning op Satan en Zijn krachten zeggende: “Dit soort kan alleen door gebed en vasten worden uitgedreven” (Mat. 17:21). Toen Jezus werd gevraagd waarom Zijn discipelen weigerden te vasten (zoals beweerd werd door hun tegenstanders), antwoordde Jezus hen dat Zijn discipelen pas hoorden te vasten nadat Hij opgevaren werd ten hemel, zeggende: “Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is, en dan zullen zij vasten.” (Mat. 9:15). In een andere vers beschrijft Hij hoe puur het vasten hoort te zijn, zeggende: “En wanneer u vast, toon dan geen droevig gezicht, zoals de huichelaars.” (Mat. 6:16).

Verder leren we uit de Handelingen van de Apostelen dat de discipelen vastten ten tijde van het kiezen van nieuwe leiders en tijdens vervolgingen, oorlogen en plagen. Ook de apostel Paulus vastte continue (2 Kor. 6:5 en 11:27 en Hand. 27:33).

De discipelen leerden de gelovigen hoe zij moesten vasten. De Kerk nam dit van hen over en stelde de vasten in. De geschiedenis van de Kerk laat zien dat christenen de Veertigdaagse Vasten navolgden sinds de vroege tijden van het christendom, het vasten tijdens de Lijdensweek van Christus en het wekelijkse vasten op woensdag en vrijdag. De wetten van de Kerk straften de geestelijken en gelovigen die het gebod van het vasten overtraden. Uitzonderingen werden gemaakt voor bejaarden, baby’s, zieken, zwangere en menstruerende vrouwen; deze uitzonderingen waren geen luxe, maar ontstonden uit noodzaak. De zaterdagen en zondagen zijn geen volwaardige vastendagen, aangezien wij op deze dagen de Heilige Liturgie vieren; na de Eucharistie, breekt hij die vast zijn vasten en nuttigt voedsel. Aangezien de zondag een heilige dag is, begint de Veertigdaagse Vasten binnen onze Heilige Syrische Kerk niet op zondag. Begint de vasten officieel toch op zondag, dan beginnen wij op maandag met het vasten uit respect voor de Dag van de Heer waarbij het aantal dagen vasten met één afneemt.

De Heilige Kerk schrijft niet voor welk soort voedsel men op een bepaalde dag kan eten en van welk soort voedsel men zich moet onthouden. Het doel van het vasten is om gelovigen aan Gods wil te onderwerpen door vroomheid en het streven naar deugdzaamheid, in het bijzonder de gehoorzaamheid aan de geboden van God gesproken door de bisschoppen welke de bevoegdheid hebben gekregen om wetten te verbinden en te ontbinden. Zij maken regels voor de bestwil van gelovigen en voor de glorie van Zijn Heilige Naam. Aangezien de Kerk een liefhebbende en zorgzame moeder en een goede leraar is, belast zij de gelovigen niet met zware lasten die zij niet aankunnen, aangezien de Heer zegt: “Wee ook u, wetgeleerden, want u legt de mensen lasten op die moeilijk zijn om te dragen, en zelf raakt u die lasten niet met één van uw vingers aan.” (Luc. 11:46). Hier opvolgend werd het eten van vis tijdens de Veertigdaagse Vasten door wijlen Patriarch Elias III (+1932) toegestaan. Daarnaast gaf hij de gelovigen in Amerika toestemming om alleen tijdens de eerste en de laatste week van de Veertigdagentijd te vasten. Daarbij dienden zij gedurende de Veertigdagentijd, wél te vasten tijdens de woensdagen en de vrijdagen. Ook wijlen Patriarch Efrem I Barsoum (+1957) gaf hiervoor toestemming bij de Indische Kerk, alsmede vermindering van het aantal vastendagen voor allen in 1946. Bovendien gaf wijlen Patriarch Jacob III (+1980) toestemming aan geestelijken en gelovigen om alleen de eerste en de laatste week alsmede de woensdagen en de vrijdagen te vasten. In 1966 werd het nuttigen van alle soorten voedsel op de overige dagen door Patriarch Jacob III toegestaan. Ook werden feesten, huwelijken, doopsels, de Goddelijke Liturgie en herdenkingen toegestaan die vielen op alle dagen in de periode tussen de twee bovengenoemde weken. De toestemming die werd gegeven door onze voorgangers, de heilige patriarchen, betreffende de inkrimping van het aantal vastendagen voor gelovigen, gaat gepaard met een daad van barmhartigheid en mededogen zodat zij de geboden van God niet zullen overtreden en – God behoede – zij niet onder de toorn van God zullen vallen. Zij die gebruik maken van deze toestemming, zondigen niet en worden niet beschouwd als wetovertreders. Zij die alle veertig dagen volledig vasten alsmede de vasten van de Lijdensweek, zal God meervoudig belonen.

Geachte geliefden, wij worden geacht onze rechtvaardige voorvaderen te volgen zoals de bijbel dit ons leert: “Denk aan uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben. Let op de uitkomst van hun levenswandel, en volg hun geloof na.” (Heb. 13:7). Wij zullen ons hieraan houden, vooral nu wij in een tijd leven waarin het geloof op het punt staat te worden gedoofd, en de liefde in onze aderen is bevroren en wij onze plicht om te vasten en bidden hebben verwaarloosd. Tegenwoordig zijn wij meer en meer materialistisch; wij hebben liefdadigheidswerk verwaarloosd en wij zijn een goed voorbeeld van de ongelovigen waarvan “God de buik is en waarvan hun eer in hun schande is” (Filip. 3:19). Dit is een alarmbel dat luidt en ons waarschuwt voor het gevaar om gescheiden te worden met God. Laat ons de Heer horen spreken door de mond van de profeet Joël: “Heilig een vasten; roep een bijzondere samenkomst bijeen… Scheur uw hart en niet uw kleding” (Jl 1:14 en 2:13). Laat ons een acceptabele vastentijd vasten, niet alleen door middel van onthouding van eten en drinken maar ook van daden en zonden. Laat onze gedachtes zich onthouden van kwade verbeeldingen, laat onze tongen zich onthouden van zinloze uitingen en laat onze lichamen zich onthouden van afschuwelijke wensen; laat onze wil onderworpen zijn aan God en moge ons vasten aanvaardbaar voor Hem zijn in de zin van de woorden van Jesaja: “Is dit niet het vasten dat Ik verkies: dat u de boeien van de goddeloosheid losmaakt, dat u de banden van het juk ontbindt, dat u de onderdrukten vrij laat heengaan en dat u elk juk breekt? Is het niet dit, dat u uw brood deelt met wie hongerlijdt en de ellendige ontheemden een thuis biedt?… Dan zult u roepen en de HEERE zal antwoorden, dan zult u om hulp roepen en Hij zal zeggen: Zie, hier ben Ik.” (Jes. 58:6-9).

Moge de Heer uw vasten, gebeden, liefdadigheden en berouw aanvaarden. Moge Hij u waardig maken om de glorie van Zijn opstanding in vreugde, geluk en goede gezondheid te vieren. Moge Hij tevens onze gelovige overledenen genadig zijn op voorspraak van de Maagd Maria, de Moeder Gods, en St. Petrus, het hoofd der apostelen, en de rest van de Martelaren en Heiligen. Moge God u zegenen. ܘܐܒܘܢ ܕܒܫܡܝܐ ܘܫܪܟܐ

Afgegeven op onze Patriarchaat in Damascus, Syrië
Op 25 januari 2010
Welke de 30ste jaar is van ons Patriarchaat.